Heldere analyse van de CQ zaak
Uit de ontvangen WOB stukken blijkt, dat beide Gemeenten nauw betrokken waren bij het opstellen en zelfs goedkeuren van de begrotingen en programma’s van CQ
En ook dat zij, nadat op grond van die goedgekeurde begrotingen door CQ verplichtingen waren aangegaan, pas merendeels enkele jaren na het verstrijken van de betrokken boekjaren, de subsidies definitief en lager dan de door hen goedgekeurde begrotingen van CQ vaststelden.
Deze manier van handelen leidde tot een structureel financieel tekort voor CQ, dat door de Gemeenten werd opgelost met ontoereikende (want te lage) ‘aanvullende’ subsidies en het laten oplopen van een ‘vordering’ van de gemeente Emmen op CQ in verband met voorgeschoten sociale premies en loonheffingen over de salarissen van de werknemers van CQ.
Hoewel de Gemeenten gehouden waren het volledige exploitatietekort van CQ voor hun rekening te nemen, stelden zij de subsidies consequent lager vast dan de bedragen die CQ voor haar exploitatie nodig had met als gevolg dat CQ consequent een negatief eigen vermogen had.
De resultaten van een in opdracht van de gemeente Emmen door Hordijk & Hordijk uitgevoerd onderzoek leiden tot de conclusie, dat CQ zonder aanzienlijke versterking van haar vermogen door de Gemeenten met een bedrag van meerdere honderdduizenden euro’s nooit in staat zou zijn tot een zelfstandige exploitatie op basis van de zogenaamde beleid gestuurde contractfinanciering (BCF). Een zelfstandige subsidierelatie tot de Gemeenten zou enkel mogelijk zijn na aanvulling van een (toereikend) eigen vermogen.
Uit de na het Wob-verzoek ontvangen stukken is gebleken dat de gemeenteraad van Emmen slechts beperkt over de conclusies van Hordijk & Hordijk werd geïnformeerd. De raad werd meegedeeld dat Hordijk & Hordijk had geconcludeerd dat voor een overgang van de exploitatietekortfinanciering naar een vraaggestuurde financiering in ieder geval een versterking van het eigen vermogen van CQ met € 400.000,- nodig was, waarbij de betrokken portefeuillehouder echter aan de gemeenteraad meedeelde dat hij dit niet wilde financieren, maar wel de vraaggestuurde financiering wilde.
De uitvoering van die wens heeft geleid tot het reeds op dat moment voor de betrokken Gemeenten voorzienbare faillissement van CQ.
Het was immers toen al duidelijk dat zonder versterking van het vermogen van CQ geen overgang naar een vraaggestuurde financiering mogelijk was.
Door toch CQ te dwingen mee te gaan in de eisen van de Gemeenten, hebben de Gemeenten willens en wetens de mogelijkheid van een faillissement van CQ voor hun rekening genomen.
In plaats van het verstrekken van de volgens Hordijk & Hordijk noodzakelijke kapitaalversterking, om die andere wijze van financiering/subsidiëring mogelijk te maken, dwongen de Gemeenten CQ tot wijziging van haar statuten, wijziging van de arbeidsvoorwaarden van de werknemers en het verstrekken van een hypothecaire zekerheid aan de gemeente Emmen, voor een vordering die feitelijk helemaal niet bestond!
Hoewel gemeente Emmen vaak het voortouw nam (zowel in de communicatie als anderzins) blijkt uit de WOB stukken verkregen van Coevorden en Emmen, dat beide Gemeenten op de hoogte waren.
De plannen zijn mede tot stand gekomen en uitgebreid besproken tijdens het gezamenlijke overleg van gemeenten Borger-Odoorn, Emmen en Coevorden d.d. 28 juni 2010.
Dit handelen, gevolgd door de weigering de noodzakelijk geworden reorganisatiekosten te betalen jegens CQ is, naar oordeel van de advocaat van de Kunstenbond en curator, onrechtmatig.
Beide Gemeenten wisten immers, zo blijkt uit de van hen zelf ontvangen stukken, dat CQ zonder die reorganisatie/substantiële versterking van haar vermogen, in het geval van beëindiging van de exploitatiesubsidie failliet zou gaan: met alle hieruit voortvloeiende financiële consequenties
De gemeente Emmen heeft CQ, onder dreiging van het invorderen van haar (betwiste) vordering wegens voorgeschoten loonheffingen en premies en het onmiddellijk stoppen van alle subsidies, gedwongen tot wijziging van haar statuten, heeft CQ en de betrokken bonden bewogen tot wijziging van haar cao om een reorganisatie mogelijk en financierbaar te maken en de exploitatiesubsidie van CQ gewijzigd naar een onvoldoende BCF subsidie.
Wetende dat CQ financieel niet in staat was aan de daarvoor bestaande eisen te voldoen, hebben gemeenten daarmee willens en wetens een situatie gecreëerd waarin het bestuur van CQ niet anders kon, dan aangifte te doen van het faillissement, omdat CQ niet in staat was aan haar financiële verplichtingen te blijven voldoen.
CQ heeft erop vertrouwd en erop mogen vertrouwen dat de gemeenten de onbetwiste en onvermijdelijke (personele) reorganisatiekosten die voortvloeiden uit het “eisenpakket”, zouden financieren.
De gemeenten hebben willens en wetens op dit “eisenpakket” aangestuurd om zo onder haar eigen verplichtingen uit te komen.
Terwijl bij de gemeenten overduidelijk bekend was dat het “eisenpakket” kosten voor CQ met zich mee bracht, die zijzelf niet kon dragen.
De wijziging van cao was bijvoorbeeld bedoeld om de reorganisatiekosten enigszins te beperken.
Emmen en Coevorden hebben zich aldus uit (de door Deloitte begrote) verplichtingen van totaal ruim 10 miljoen aan wachtgelden gewurmd!
(€ €7.850398,- (Emmen) en € 2.450413 (Coevorden)